PDA

Bekijk de volledige versie : Rosendeal (verhaaltje)


Guebre
14 March 2004, 16:15
Hoi hoi,
ik ben hier net nieuw..enne ik wilde kijken of dit verhaaltje in de smaak viel, het is misschien een nogal zwaar verhaal, mgoed... dit is dus het beginnetje

Heb je wel eens naar de ruisende zee gekeken? Heb je wel eens kinderen zien spelen, terwijl hun moeders vredig stonden te praten? Heb je wel eens gezien hoe een bloem zich langzaam ontpopt als een jonge vlinder? Heeft lachen wel eens pijn gedaan? Heb je wel eens het gevoel gehad dat je niets meer voelde, dat je niets meer wilde voelen? Heb je ooit wel eens op een afgrond gestaan. De afgrond van je leven. En willen springen?Ik wel.

“Waarom wilde je zelfmoord plegen Marieke?” vraagt hij.
“Ik wilde geen zelfmoord plegen” antwoord ik geïrriteerd.
“Maar je hebt geprobeerd je polsen door te snijden, toch?” zegt hij iets minder kalm.
“Ja.”
“Waarom deed je dat dan?” Ik merk aan hem dat hij zich begint te irriteren aan me.
“Daarom” zeg ik express om hem te sarren.
“Luister Marieke, ik wil je helpen, ik wil je proberen te begrijpen, maar je zegt me niets!”
“Je zou het toch niet begrijpen” antwoord ik.
“Dat weet je toch niet” probeert hij wanhopig.
“Jawel, dat weet ik wel.”
“Oké als je niks loslaat, houd het voor mij ook op”zegt hij boos. “Maar dan moet je nu terug naar huis”
“Nee, ik wil niet terug, nooit meer, ik pleeg nog liever écht zelfmoord!” verzeker ik hem.
“Tja, dan kan ik nog maar één ding voor je bedenken, je zult naar Rosendeal moeten.”
“Wat! Ik ga echt niet daarheen hoor! Daar zitten allemaal Gekken!” schreeuw ik overstuur.
“Daar zitten geen gekken Marieke, daar zitten mensen zoals jij, die een tijdje moeten rusten. En daarbij, je moet het zelf weten natuurlijk, maar het is dat of naar huis.”
“Oké… ik ga naar Rosendeal, als ik maar niet naar huis hoef”zucht ik.
“Ik laat een taxi komen”
“Hu? Moet je dat niet eerst melden en zo, dat ik eraan kom bedoel ik.”
“Ik eh…had het al geregeld eigenlijk, ik ken je langer dan vandaag Marieke” zegt hij glimlachend.
“Klier” mompel ik.

Vijf minuten later is de taxi er, en ineens durf ik niet meer. Ik wil niet meer verder, en ik wou dat mijn ‘zelfmoordpoging’ gelukt was. Dan was ik nu overal vanaf. Dave geeft me een hand, ook al zou ik liever een omhelzing willen, en ik stap in de taxi. Als de motor eenmaal aanslaat, gieren de zenuwen door mijn buik. De chauffeur kijkt even in zijn spiegel en begint dan te rijden. Ik kijk achteruit. Ik zie Dave hulpeloos achter me staan, met een glimlach die me zou moeten bemoedigen. Eindelijk had ik een psycholoog die ik vertrouwde, nu kan ik weer opnieuw beginnen in Rosendeal.
Na een kwartier zie ik een bord staan met de afslag erop. Vijf minuten later zijn we er. Een vrouw met blonde haren en een lichtroze bloesje staat bij de ingang. De auto wordt stil gezet, en ik pak mijn koffer. Opeens zegt de chauffeur, met wie ik de hele reis nog geen woord heb gewisseld, tegen me: “Ga het niet te leuk vinden wil je.” En daarna is er een lieve glimlach.
Ik glimlach terug, en stap uit.

“Blijf maar dicht bij mij, in zo’n groot gebouw verdwaal je gemakkelijk als je de weg niet kent” waren een van de eerste woorden die ze tegen me sprak. Stil en eenzaam loop ik achter haar aan, wat moest ik verwachten van Rosendeal. Ik wist het niet, ik wist het echt niet.
“Dit is de eetzaal, en daarnaast de kunstzaal. Kom, we lopen ook nog even langs de woonkamer, en de tv-kamer.” Zei ze. Alles leek zo groot, zo enorm, dat ik me nog kleiner ging voelen dan ik al deed. Toen we eindelijk alle zalen hadden gehad, en uiteindelijk in mijn kamer stonden, begon ik me pas af te vragen waar alle ‘bewoners’ eigenlijk waren.
“Mevrouw van den Ra…”
“Zeg maar Esther hoor” zei ze, en schonk me een warme glimlach.
“Esther, waar is de rest eigenlijk?” vroeg ik stil en aarzelend.
“O ja, vergeten te vertellen, er gaat vandaag een verpleegster weg, dus ze zijn met zijn alle naar de ijssalon om afscheid te nemen. Ze zullen zo wel terug zijn. Maargoed, intussen kun jij mooi even je spullen uitpakken, en kijken of je je hier een beetje thuis kunt voelen” zei ze.
Ik keek haar bang aan, dacht ze nou werkelijk dat ik hier mijn spullen ging staan uitpakken, ik kwam hier toch zeker maar voor een paar dagen. Alleen om wat te rusten.
“Maak je maar niet druk meid, zo’n eerste dag is altijd spannend” zei ze geruststellend.
“O ja, als je nog vragen hebt, ik ben je persoonlijk begeleidster, dus je kan altijd naar mij toekomen als je wilt.”
Toen liet ze me alleen. Daar zat ik dan, doodmoe van spanning en niet eens wetend wie mijn kamergenote was. Laat staan dat ik wist hoe het hier aan toe ging. Moe van alle spanning liet ik me neervallen op het bed dat voor mij bedoelt was- ik kan moeilijk mijn bed zeggen.
Ik zakte weg, tot ik na een tijdje stemmen en geschreeuw hoorde. Nieuwsgierig keek ik naar buiten, ik zag een groep van ongeveer vijftien à twintig meisjes lopen. Zoals gewoonlijk begon ik te tellen, niet uit nieuwsgierigheid, maar om alles in controle te houden. Ik keek naar ze tot ze uit het zich waren, en het geschreeuw dichterbij kwam. Opeens besefte ik dat één van die meisjes mijn kamergenote was. En nog erger, ik had nog niets uitgepakt. Wat zal ze wel niet van me denken! Wat voor iemand zal ze zijn, om wat voor reden zal ze hier zitten, zou ze me niet verwaand vinden, omdat ik nog niets had uitgepakt? Allemaal vragen die ik niet kon beantwoorden. Ik kreeg de kans niet om lang na te denken, want ik hoorde vlakbij mij voetstappen. Ik kroop in een hoek van de kamer, en hoopte dat ik zo enigszins onzichtbaar zou zijn.