zeu·ren (onov.ww.)
1 langdurig op vervelende toon of lastige wijze over iets spreken, veelal om zich te beklagen of om een verlangen te uiten => altijd hetzelfde /liedje/deuntje/ zingen, emmeren, griepen, mauwen, meieren, mekkeren, mieren, neuzelen, piepen, reutelen, zagen, zaniken, zeiken, zemelen, zeveren, zieken
me·ning (de ~ (v.), ~en)
1 wat men van iem. of iets vindt, hoe men oordeelt => gedacht, gedachte, geluid, gevoelen, inzicht, oordeel, opinie, opvatting, standpunt, stellingname
Zeurderige mening:
Langdurig op vervelende toon of lastige wijze over wat men van iemand of iets vindt en hoe men oordeelt spreken.=>Altijd dezelfde gedachte, oordeel en opinie geven.