zijn1 (het ~)
1 het bestaan
zijn2 (onov.ww.)
1 een werkelijkheid uitmaken, bestaan => existeren, wezen
2 zich bevinden => pozen, toeven, uithangen, verkeren in, vertoeven, verwijlen, zich ophouden; <=> ontbreken
3 bezig zijn met
4 bedragen in aantal, lengte, prijs enz.
zijn3 (hww.)
1 van tijd
2 van de lijdende vorm
zijn4 (kww.)
1 ter aanduiding dat het onderwerp de genoemde hoedanigheid heeft of in de genoemde toestand verkeert
zijn5 (bez.vnw.)
1 van hem [3e pers. enk., m. en o.]
nou, welke bedoel je?
__________________
1234hoedjevanpapier
|