+ Het was lekker droog toen ik daarnet naar huis vertrok.
- Toen begon het te stortregenen
.
- Ik was lekker kletsnat.
- Ik vond de sleutel van de garage maar niet.
- Er was niemand thuis.
+ De sleutel van de garage bleek in de zak te zitten van de jas in mijn rugzak.
- Er is nog steeds niemand thuis.
+ Ik heb droge kleren aan.
- Mijn voeten hebben koud.
- De site van de vrt laadt verschrikkelijk traag.
- Ik ben moe.