Ik ga vanaaf naar de stad

Ik ga woensag naar het gala
Ik ga donderdag eens even op de foto met de kerstman (met de kerstmarkt op onze school)
Ik ga vrijdag lekker kerstontbijtje maken
Ik ga zaterdag hockeyen
Ik ga zondag eens aan mijn huiswerk
Ik ga vanaaf lekker patatjes eten

Ik ga even mn kaarten voor kerst op de bus doen!