ik bedenk net dat je in de eerste klas wss niet weet wat et allemaal is dusja aangezien ik niets te doen ehb;
persoon; 1e, 2e of 3e (ik/wij, jij/jullie, hij/zij)
sg/plur; singularis/pluralis; enkelvoud/meervoud
modus; wijze, bijvoorbeeld indicativus, conjunctivus, infinitivus, imperativus (aantonende wijs, aanvoegende wijs, hele werkwoord, gebiedende wijs) in de 1e klas nog geen conjunctivus, dus daar hoef je je geen zorgen om te maken
tijd; praesens, imperfectum, perfectum, enz. (ott, ovt, vtt)
actief/passief; spreekt voor zich, maar je gebruikt nu alleen actief, passivum leer je later nog.
rest spreekt ook voor zich, suc6 verder met je latijndinge