Als je anorexia hebt, zul je jezelf in veel van de onderstaande punten herkennen.
- Je denkt voortdurend aan eten en caloriën.
- Je plant je voedselinname heel zorgvuldig en raakt in paniek wanneer je je daar niet aan kunt houden.
- Je weegt jezelf veelvuldig, vaak wel een paar keer per dag.
- Je raakt in paniek wanneer je bent aangekomen, al is het maar een pond.
- Je voelt je sterk wanneer je niet eet.
- Je stemming wordt grotendeels bepaald door wat je eet en wat je weegt.
- Wanneer je volgens jezelf teveel eet (hoewel het misschien niet zoveel is), en 'verboden' voedsel, moet het er weer uit.
- Je gebruikt hiervoor laxeermiddelen, of je probeert het eten met overgeven er weer uit te gooien.
- Je doet veel aan lichaamsbeweging en raakt in paniek als je naar jouw idee niet genoeg hebt gedaan.
- Je probeert sociale situaties waarin gegeten wordt te vermijden en verzint smoesjes om maar niet te hoeven eten.
- Je hebt last van de lichamelijke verschijnselen die in de paragraven over 'Gevolgen van anorexia' zijn genoemd voor anorexia, zoals het wegblijven van de menstruatie, koude voeten e.d.
- Je denkt of houdt jezelf voor dat er niets met je aan de hand is, ook al kun je je bijna nergens anders meer op concentreren dan op het afvallen.
Als je aan veel van de genoemde criteria voldoet, en zeker wanneer je de eerder genoemde lichamelijke verschijnselen herkent, is het belangrijk dat je hulp zoekt. Maar ook als je nog geen duidelijke lichamelijke klachten hebt, is het verstandig in te grijpen. Hoe eerder je hulp zoekt, hoe groter de kans op genezing.
Als anorexia-patiënt zit je echter in een paradoxale situatie. Je bent immers zo bang om te eten, dat je juist helemaal geen hulp wilt zoeken. Het benoemen en aanpakken van je probleem betekent immers dat je je gedrag moet veranderen - en dat roept nu juist enorme angst op.