niets1 (het ~)
1 het niet zijn en het niets zijn
niets2 (onb.vnw.)
1 geen enkel ding, geen enkele zaak => geen bal, geen barst, geen biet, geen bliksem, geen botten, geen donder, geen flikker, geen fluit, geen fuck, geen greintje, geen klap, geen klop, geen kruimel, geen lor, geen mallemoer, geen mieter, geen moer, geen pest, geen reet, geen ruk, geen schijntje, geen sikkepit, geen snars, geen sodemieter, geen spat, geen steek, geen zak, geen zier, nada, niemendal, niet, nihil, niks, noppes, nul komma nul, zero
niets3 (bw.)
1 allerminst
|