Herman de Coninck
Vijfjarenplan
Ik hou van jou. Hou jij van wat niet kan.
Hou jij van je capaciteiten, ik van je gebreken.
Jij van je trots, en ik van hoe die zacht kan breken
in mijn armen. Jij van je moed. Ik van je zwakte
nu en dan.
Hou jij van de toekomst. Ik van wat voorbij is gegaan.
Hou jij van de honderd levens die je wilde leven.
Ik hou van dat ene dat is overgebleven
en van hoe je daarom zo ver weg kunt zijn dicht
tegen me aan.
Ik hou van wat is. Jij van wat zou.
Hou jij van mij. Ik hou van jou.
1969
Ik herinner me vooral mij. Hoe ik ineens één
vrouw had, in plaats van nu eens deze dan die.
En hoe we nu moesten, in plaats van ooit eens zouden,
van elkaar houden.
Ik zat in de kroeg te vertellen hoe mooi je wel was
en hoe verlegen en toch brutaal, tot vriendinnen
zeiden: ga dan thuis maar beminnen -
en hoe ik dan toch nog een laatste glas.
Ik weet nog hoe je soms achter knieën zat te zwijgen
hoeveel vrouwen je allemaal alleen
voor mij wou zijn, als ik er maar was.
En dat ik nog te jong was om zoveel ineens te krijgen.
Huil niet
Geen sentimenten die me schrijven
maar ik die sentimenten maak:
'Liefste' zeg ik, en dat woord
doet me beminnen.
'Huil niet' zeg ik
en zachtjes ga je huilen,
liefste, liefste, liefste.
|